De Grote Appel
Wat zal het zijn? Ik scan de horizon, binnen en buiten, het lijf, de wereld, het zijnswezen. Dit is het wat er is. Het is geruststellend veel en weinig. De ademhaling in deze. De ademhaling waarenzonder niets is. Niets in deze Wereld is ooit aanschouwd zonder deze ademhaling. Deze fluistering, deze influistering. Door deze ademhaling, deze trage golfslag, dit bewegen van lucht wordt de wereld beademd, aangezogen, gezongen. Het grote hemellichaam dat allen beademt, de kleine containers van lucht die wij bij ons dragen en door haar worden volgepompt, leeggepompt en weer vol. De grote moeder die ons steeds van lucht voorziet.
Ik sta er bij, ik ben er bij. Ik aanschouw. Ik doe. Ik doe mijzelf, ik doe de wereld. De wereld doet mij. Wij doen elkaar. Graag en minder graag. Altijd in zekere mate graag.
Wij beademen elkaar. In, uit.
En nu wat? Gewoon maar eens kijken hoe ik door de dag beweeg. Hoe de dag zich om mij heen beweegt, zich om mij heen plooit. Zich om mij heen wentelt en draait. Wat voor bekende of onbekende tunnel ik in het totaal van zijn uit zal graven. Ik ben een worm in een reusachtige appel. Ik kan alle kanten uit, maar ja, ik heb mijn gewoontes, mijn voornemens en de grote appel heeft zijn nukken.
Wat is nu eens aardig om te doen? Wie zal ik voor de aardigheid vandaag eens zijn?