Sneeuwleeuw

Sneeuwleeuw

Zij aan zij liggen, lichaam aan lichaam, zon op huid. In naaktheid veilig zijn. Dat was de grote lol. Om je helemaal uit te kleden en daarin toch veilig te zijn. Niet beschimpt of bespied. Kritisch beoordeeld. Het lijf laten genieten van haar eigen lijfelijke aanwezigheid. Verbonden met wat we de natuur noemen. De natuur niet als een denkbeeld maar als een concreet iets, de natuur als wat het werkelijk is: onze huid, onze jas. Zij die naast me lag had me van alles verteld. Eigenlijk alles wat ik weten wilde. Dat waar ik blijkbaar geen belang in stelde dat vertelde ze niet en dat kwam ik dientengevolge ook niet te weten. As simple as that.
Dit hier was, zoals zij het noemde, een simpele planeet, een planeet voor beginners, een planeet om een beetje tot rust te komen, te spelen met eenvoudige gedachten, te experimentern met eenvoudige dingen, zoals dat wat ik gedaan had, verandering van geslacht. Ook was het hier goed mogelijk om in contact te komen met je totem, je krachtdier, het wezenlijke in jezelf. Ik vond het erg boeiend, maar het leek allemaal ongelofelijk ver weg.
‘En’, zei ze na een kleine pauze, ‘omdat het hier zo ideaal is, omdat het weer zo zacht is, omdat je wensen hier makkelijk in vervulling lijken te gaan, is dit de ideale plek om uit te vinden wat je nog mist. Om erachter te komen wat je in dit leven – dat nog heel lang kan zijn, maar ook ongelofelijk kort, wie zal het zeggen – nog zou willen doen, voor elkaar willen krijgen, willen meemaken.
Ik liet het even stil zijn. Het ruisen van de wind, de zee, het verkeer. Tijd voorbij glijdend, tijd ons aanrakend, tijd vloeibaar, voelbaar.
We lagen op onze armen, de hoofden naar elkaar toegewend. We keken elkaar recht in de heldere ogen. Als kristal, als een bergmeer, als een zonovergoten sneeuwlandschap. Geen vrees. Zie je. Zo is de natuur onze jas, dat wij een berglandschap zijn, dat wij vochtige en droge plekken hebben. Plaatsen met en zonder begroeiïng.
Wij zijn natuur.
Ik wist dat we weer op reis zouden gaan, omdat alles verder gaat, van vorm verandert, kleiner of juist groter. Dat we eerder die … verandering zijn, het veranderende, dan… degene die we in gedachten menen te zijn, het beeld dat we van onszelf gecreëerd hebben, dat we steeds weer proberen te fixeren, om zeker te zijn, te weten, vast te houden.
Dat het constante in ons, dat wat niet verandert, die veranderingen gadeslaat, als een sneeuwleeuw, als een lynx, een sphinx.