Verlangen als Voedsel
Dat wat er niet is. Hoe dat wat er niet is ons inspireert, hoe wat wij zijn zich uitstrekt in dat wat wij niet zijn of niet lijken te zijn.
De God die er niet is. Dat Hij er niet is, is zijn vorm van zijn. Hij vacuümtrekt ons hart naar openheid, naar naakt staan onder lege hemel. Wij weten niets over al dat soort dingen, maar is dat een reden om erover te zwijgen?
De geliefde die er niet is. Chams de Tabriz, de grote, vaak afwezige liefde van Rumi, die de heilige boeken in het water smeet en ze er even later droog weer uithaalde. Ik zat bij zijn graf, dat is te zeggen, de plek waarvan sommigen zeggen dat hij er begraven zou liggen, maar waarvan anderen fluisteren dat hij er helemaal niet is. Ik vind dat geweldig, want het is helemaal inherent aan de natuur van Chams om er al of niet te zijn, zelfs als dode. Was hij er eigenlijk wel ooit? Ik voel Chams in mijn hart, de enige plek waar ik hem kan ontmoeten.
Je hebt dat toch begrepen met die wetboeken? Papier is droog, is bordkartonnen wijsheid. Woorden betekenen niets als ze niet in jou tot vlees en bloed worden. Als dat wat geschreven staat niet in jou in de stroom des levens wordt opgenomen, heeft het geen enkele betekenis. Daarom gooide ik die boeken in het water, om ze naar de vorm te vernietigen, en naar inhoud tot leven te wekken. Even later haal ik ze er droog weer uit, omdat zij in hun bordkartonnen vorm steeds opnieuw grote betekenis kunnen hebben voor degene die bereid is ze in zijn eigen stroom onder te dompelen, te laten smelten. Dat betekent het wat ik deed. Het gaat over de relatie tussen vorm en inhoud. De vorm moet geslacht worden, geopend, geofferd, om bij de inhoud te kunnen komen, en toch, is het anderzijds enkel in een zekere vorm dat dingen tot ons kunnen komen. Zo was ikzelf ook, ik smeet de boeken in het water, ik gaf je wijn te drinken en even later was ik weg, je achterlatend met een gapend gat, vormloosheid, leegte. Als je zucht, als je zegt: ‘wat pijnlijk, hoe kun je me dat aandoen’, dan heb je het niet begrepen. Mijn afwezigheid is mijn geschenk aan jou. Jouw uitreiken naar mij die er niet is, is het aller kostbaarste voedsel voor je ziel. Jij bukt je voorover om te drinken, je hebt zo’n dorst en zo’n verlangen. Dan val je zelf als een heilig boek in het water, je wordt met de stroom meegezogen, je bent vol van leven, je bent water in water, je vorm is verdwenen en je inhoud komt naar buiten, je bent overal. Even verder wordt je droge vorm weer uit het water gevist. Je vorm is enkel een vat om water naar de zee te dragen.
Snap je nu als ik zeg dat ik er ben en dat ik er tegelijk niet ben? Dat ik in vorm aanwezig ben, maar dat die vorm enkel dient om mijn vormeloosheid te bevatten?
Ik ging heen om mijzelf te vermenigvuldigen. Om mijzelf net zo aanwezig te maken als Chams. Om de wijze boeken in mij te laten smelten zodat ze als een rivier door mijn aderen zouden stromen, mij zouden voeden. Ik ben weg, ik ben verdwenen, ik bukte mij voorover om te drinken en loste op in mijn eigen woorden.