Zoals wij bij elkaar naar binnen schijnen
De hele nacht heb ik aan u gedacht, aan jou. Aan hoe wij levende wezens bij elkaar naar binnen schijnen. Hoe het is om op die ene bijzondere manier gezien te worden, alsof het die ene manier van zien is die in ons juist die kwaliteiten tevoorschijn tovert.
Ik dacht eraan hoe ons bewustzijn en onze levenswijze in haast onleesbare tekens inslijten in de palm van onze hand. Hoe die tekens gaandeweg veranderen, terwijl de hiëroglyfen in Egypte onwrikbaar vast gebeiteld lijken te zijn in steen en toch… dat ook zij veranderlijk en zacht zijn als wijzelf, als onze huid, omdat elke keer als wij met onze zaklantaren over die zo dichtbije onleesbaarheid schijnen, zich steeds weer nieuwe interpretaties opdringen. Dat heel de wereld dus zacht en veranderlijk is als de binnenkant van onze hand.
Wij zijn zelf die kamer waar dat licht naar binnen schijnt, als van een passerende auto, een vuurtoren, waardoor onze onverwachte kwaliteiten onthuld worden. Wij zijn zelf dat tastende licht. Jij bent zo ontvankelijk, open zoekend, schuchter doortastend, het is heel apart, de enkele keer dat je mijn kant opkijkt onthult zich iets teers en breekbaars in mij. Ik mag je graag zien en liever nog word ik door jou gezien. Zoals wij mensen, wij levende wezens, wij die eigenlijk geen naam hebben bij elkaar naar binnen kijken, ons aan onszelf laten zien, hoe de meubels staan, het behang is, de vloerbedekking. Het is allemaal van een ongelofelijke schoonheid, dichtbijheid, en oprechtheid.
Wat ik je wilde zeggen is dat ik je wilde bedanken voor dat. Voor er te zijn, voor het af en toe deze kant op kijken van jou. Ik hoop dat je je door mij gezien voelt. Wij zijn zo van hetzelfde. De manier waarop je naar me kijkt onthult in mij precies de kwaliteit waarmee je naar me kijkt. Jij maakt mij, jij maakt mij stralend, en omgekeerd kan het niet anders zijn. Wat ik met mijn tastzoekende blik, mijn vuurtorenstralen tot mijn grote verbazing in jou meen te ontwaren is iets ongelofelijks schoons en teders in mijzelf.
De tijd beitelt hiëroglyfen in onze handen, onze grafkamers zijn leeg, wij openen ze steeds opnieuw, de stralen van onze zaklantarens onthullen steeds meer van onszelf. Ik ben je ongelofelijk dankbaar. Zo gezien te mogen worden. Ik ben je dankbaar voor de aandacht en de tederheid en de nauwkeurigheid waarmee je dit hebt opgeschreven. Ik voel de aanraking ervan, de tot leven wekking. Jij wekt mij tot leven, ik kan niet anders dan jouw schoonheid zijn.