Het Andere ontmoeten
Wat ik ken is comfortabel. Het bevestigt mijn wereld. Als ik onzeker ben heb ik de neiging om dat wat ik ken te prefereren boven dat wat ik niet ken. Het andere, de ander, is wat ik niet ken. Hoe kan ik wat ik niet ken leren kennen?
Ben ik hoofd, hoe leer ik hart? Ben ik lucht, hoe leer ik water of vuur?
Hoe leer ik het werkelijk andere kennen?
Als ik in mezelf gegrond ben durf ik mezelf te openen voor dat wat anders is. Dat wat woorden heeft dient zich te openen voor het woordloze, dat wat zwijgt voor de zachte warmte van een lichaam, of voor muziek, een woord, een gedachte. Al die werelden. Al die rijkdom. Al die verschillen. Al die verschillende mogelijkheden om te groeien, groter te worden, uit elkaar te vallen, uit onszelf te vallen, uit kleinheid te verglijden, het grote te weerspiegelen.
Wij nemen afscheid zonder te weten of we elkaar ooit weer zullen zien. Wij staan op eigen benen. Wij kijken elkaar diep in de ogen en zijn elkaars heldere spiegels. We zijn met elkaar in diepte verbonden, maar we hebben niets met elkaar te maken. Wij hoeven niet meer te huilen, want wij accepteren ons anders zijn. Wij weten dat wat ons scheidt hetzelfde is als dat wat ons verbindt. Wij zijn elkaars levende grens, elkaars mogelijkheid.
Ik zie jou. Je bent helemaal anders. Het is zo… onbegrijpelijk, zo onbegrijpelijk mooi. Ik besta bij de gratie van jouw anders zijn. Jij voedt mij, viert mij. Je anders zijn is de hypotenusa van mijn bestaan.