De Taal van de Dieren
Koning Salomo kon met de dieren spreken. Hij kon luisteren in het donker, in het woordloze. Hij kon het woordloze laten spreken. Hij zat in de troonzaal van zijn buik en luisterde. En de dieren kwamen naar hem toe. De dieren kwamen naar koning Salomo net als dat ze naar Franciscus van Assisi kwamen en naar de Buddha.
Als iemand thuis is in zichzelf dan opent zich [blijkbaar] de wereld voor hem, in hem. De wereld wordt open en toegankelijk. De wereld buiten en de wereld binnen.
Luisteren naar de dieren in ons. Dat wat zingt of bromt in ons, en dat verstaan. Dat wat schuw en schuchter is in ons, daar veilig voor zijn. Niet afkeurend of oordelend, maar liefdevol, vriendelijk, open ontvankelijk. Dat zijn de eerste dieren, de meest dichtbije dieren, de innerlijke dieren.
Zo goed om op die open plek in het bos te zitten en te zien wat dichterbij wil komen. We hoeven geen brood neer te leggen. We geven alle streven op, we zijn in vrede en we zitten.
Kijk, dat maakt nieuwsgierig. Een plek in het bos waar vrede is. Er is geritsel in de hoge den, tussen de braamstruiken, in het gras, een mus, een eekhoorntje, een konijn, een vos.
Een konijn en een vos?
Majnun was verdwaasd van liefde, Liefde. Hij leefde in de woestijn. De dieren kwamen naar zijn grot, zij verzamelden zich om hem heen, ze sliepen met hem, en de leeuw lag met het lam. Dat is een extreem beeld. Een extreme waarheid. Extreem om dat als een mogelijke waarheid te zien.
Ik vind het ontroerend om alleen al de mogelijkheid te overwegen dat het konijn en de vos, in mij, samen zouden kunnen zijn, gespitst op vrede, rustend in vrede.