Afromen!!
Ik vind het een beetje een rare vraag, maar goed. Ik vind het geweldig om mezelf in de spiegel te zien. Elke ochtend. Ik kijk mezelf recht in de ogen en ik heb er zo’n zin in, vanaf het moment dat ik mijn ogen opensla. Het scheren en wassen, mijn stretch oefeningen, af en toe een stukje rennen, ik zie het allemaal als voorpret. Ik zou het liefst gelijk aan de slag gaan, maar ik geniet van al die bezigheden die ik eerst moet doen, omdat ze m’n zin, m’n honger verhogen. Als ik dan in de spiegel kijk na het scheren dan ben ik tevreden, tevreden met mijn heldere ogen, m’n gladgeschoren kaken, m’n platte buik, m’n strakke lijf. Niet dat ik ijdel ben, nee dat is het niet. Ik geniet van mijn vitaliteit. Mijn wolf zijn. Mijn fitheid. Ik voel me lean and mean. Ready to act.
Weet je, ik zie overgewicht als een gebrek aan eigenwaarde. Als jongeman had ik dat al door. Dikke vrouwen zoeken bevestiging buiten zichzelf en ze vormen een gemakkelijke prooi. Hmm, ik vond het heerlijk om mij vast te bijten in die weelderige lichamen, ze onder me te voelen schudden en klagen en smeken. Ik gaf ze hun vet en dat is precies wat ze wilden. Nu is dat anders. Ik heb een slanke afgetrimde vrouw. Fit as a fiddle. Een partner, een wolvin die me scherp houdt, die m’n jachtinstinct bijslijpt, die het uiterste van me vraagt. Want tegenwoordig jaag ik op groot wild, het echte werk. Niet op dikke vrouwen, maar op vette bedrijven, bedrijven met overgewicht. Ik zie het aan zo’n bedrijf, ik ruik het, ik heb er een instinct voor. Ik zie het aan de dikke nekken van de managers. De manier hoe de koffie in de kantine geserveerd wordt. De snelheid of de traagheid waarmee ze reageren op een steen die ik in hun rimpelloze vijver gooi. De mate waarop ze gesteld zijn op hun rust, hun gemak. Ingeslepen gewoontes. De luiheid van hun oogopslag. Herken ik het teveel in zo’n bedrijf, dan denk ik: afromen, aftappen. Zijn ze net zo lean en mean als ik, dan blijf ik weg. Een goeie wolf gaat nooit een gevecht aan dat hij eventueel zou kunnen verliezen. Een goeie wolf, volgt de kudde, jaagt haar op. Een goeie wolf geeft zijn ogen de kost. Degene die wat achterblijven, wat ouder zijn, wat jonger, beetje ziek, beetje te dik, dat zijn degenen waarop je al je energie moet richten. Isoleren van de groep, dat is het eerste wat je moet doen, vervolgens nog wat uitputten, opjagen, en dan… ten aanval! Een van ons probeert in haar snuit te bijten of haar hals, anderen vallen aan op haar poten. Ach het is zo’n heerlijk moment als zij dan door haar hoeven gaat. Krakend naar de grond, zuchtend door haar eigen gewicht, in slow motion zie ik voor me hoe dat hele lichaam traag valt, zich in de lucht nog werend, rondmalend met haar poten, zonder houvast, en dan zacht verend op de grond. Dan duik ik erop af, net als vroeger, m’n nekharen overeind, wroet ik met mijn snuit tussen die dikke plooien. Als zij neer gaat, dan wordt de buit verdeeld. Daar is geen systeem voor. We duiken eropaf, we rukken we trekken.
Of dit niet immoreel is? Aha, dat bedoelde je met de vraag hoe ik het vond om in de spiegel te kijken. Immoreel? In wat voor wereld leef je? Zijn we terug bij de jaren zestig of zeventig of zo? Die tijd ligt toch achter ons? Die vijand ligt toch op het kerkhof, op apegapen? Die vijand is er misschien zelfs wel nooit geweest, een optische illusie. Een produkt van onze eigen fantasie, onze eigen angsten. Solidariteit, medzeggenschap, mededogen. Allemaal hopeloos ouderwets en achterhaald. Ik dacht dat we het er nu met zijn allen toch wel overeens waren dat het de markt is, en de markt alleen, die dicteert, beveelt, wat waar en wanneer gebeurt. Hoe het gebeurt, daar kan je nog een beetje in variëren. Maar dat dat wat sterk is dat wat zwak is opeet, dat is een grondwet van dit universum. Ik hoop dat je dat me eens bent.
Wat ik dan van de kansarmen vind? De losers bedoel je? Tja, wat moet ik daar nu van vinden. Ik hou me d’r niet zo mee bezig. Het is een vrije wereld weet je. Get yourself together. Laat je handen wapperen, laat je verstand z’n gang gaan. Deze wereld is vol van opportunities. Barstens vol. Het is zo makkelijk, dat is wat ik wil zeggen. Je hoeft niet eens zelf geld te hebben. Dat kan je lenen! Dat doen ze graag, ze staan voor je in de rij! En met dat geld maak je nieuw geld. De wereld is zo’n vruchtbare plaats. De wereld, dat is net een dikke vrouw. Je moet leren dansen, leren chansen met haar, daar gaat het om. Dan moet je je nek uitsteken, beetje lef hebben. Haar een beetje tegen je aandrukken, beetje opvrijen, beetje knijpen. Wat zij teveel heeft, daar ben ik tevreden mee. Afromen noem ik dat. En uiteindelijk is het voor die vrouw ook beter dat ze wat overgewicht kwijt raakt. Uiteindelijk, daar ben ik van overtuigd, bewijs ik de wereld een dienst.