Camelia Bulton [X]
– Deze zijn van Pontius. Nu begrijp je zeker wel waar hij zich hier in het circus mee bezig houdt?
De ronde man had zijn arm vaderlijk over de schouder van Houder gelegd en nu stonden ze gebroederlijk naast elkaar in de lange groengestreepte tent voor een paar houten hokken met tralies ervoor naar weldoorvoede zwarte en witte konijnen te kijken. Een rij hoger stonden een paar gelijksoortige hokken met fijnmazig kippengaas, maar daar zaten duiven in.
Houder knikte. Het kon hem ook moeilijk ontgaan zijn. Op de binnenkant van de halfronde deur had een versleten affiche gezeten van een veel jongere Pontius met een zwierige cape om. De tekst die erbij stond was dan wel in het Frans, maar het geheel liet, met sterren en al, aan duidelijkheid weinig te wensen over. Nu hier, voor de konijnen en duiven, verdween zijn laatste twijfel, maar hij had helemaal geen zin om het juiste antwoord te geven. Hij zat hier toch niet op school?
Terwijl hij zijn hoofd van de hokken afwende begon hij zich zo vriendelijk als mogelijk en tegelijkertijd zo beslist als noodzakelijk aan de wat al te klemmende greep van de ronde man te ontworstelen. Bij binnenkomst had hij namelijk in zijn ooghoek iets gezien dat hij veel interessanter vond. Voorbij de stallen waaruit de staarten van drie paarden, een vos, een schimmel en een zwart paard gelijktijdig wapperden als de vlag van een onbekend land, lag een dier met haar lange poten onder zich gevouwen behaaglijk op het stro en juist op het moment dat Houder zich weer op vrije voeten bevond en naar haar toe wilde rennen draaide zij haar lange nek en keek hem met haar grote zachte ogen aan.
Als zoiets tussen mens en dier al mogelijk zou zijn, dan was dit liefde op het eerste gezicht.
Houder voelde hoe zijn hart in zijn keel klopte en iets in zijn buik zich samentrok, maar voor hij een stap in haar richting kon zetten zag hij zijn weg geblokkeerd door een bonte stoet personen die uit een opening in de zijkant van de tent stroomden waar Houder een doorgang naar de grote circustent vermoede.
Voorop liep een kleine atletische man in een rokkostuum die er mede door zijn grote neus, waarover hij Houder vriendelijk maar onderzoekend met zijn kleine grijze ogen aankeek, uitzag als een pinguïn. Hij greep Houders hand met beide handen en maakte een hoofse knik.
– Ach so, daar is de nieuwe jongen, welkommen, welkommen. Ik heet Adolf, en deze hier is mijn dochter Angelica. De man knipoogde zonder dat er een aanleiding voor leek te zijn, maakte een soort komische grimas die een grote vermoeidheid leek te verbergen en wees met zijn hoofd naar het meisje naast hem dat met haar rode vlechten, lach van oor tot oor en gespierde lijf moeiteloos voor een uit de kluiten gewassen Pipi-Langkous door zou kunnen gaan. Zij had een soort glimmend gouden badpak aan met netkousen en balletschoentjes. Ze lachte zoet, maakte een elegante kniks maar zei niks.
Dit was enkel de inleiding geweest want op datzelfde moment sprong er een piepklein hondje tegen hem op dat aan een enorm dik touw – het soort waar je hele grote boten mee vastlegt – de treurige dikke clown Momo met zich meevoerde in de schaduw waarvan een lange dunne man had gestaan die ook clown was, maar waar Houder de naam ogenblikkelijk van was vergeten. Gelijktijdig werd hij opgetild door drukgebarende zwarte jongens die beweerden broers te zijn maar in de verste verte niet op elkaar leken en gezoend door het meisje van de kassa dat aan een grote vogel met een lange donkere snavel deed denken. Mustafa met grote zwarte snor en een rood uniform met drie gouden strepen erop had een soort speech willen beginnen om hem welkom te heten en te zeggen dat hij er naar uitkeek om met hem samen te werken maar…
Het was Houder gaan duizelen en nu hij hier in zijn geïmproviseerde bedje op de sofa in de kassawagen probeerde de slaap te vatten draaide hij onrustig om en om terwijl hij de hele film nog eens afspeelde.
Tussen alle kleurrijke beelden die in zijn hoofd als het wasgoed in een wasmachine over elkaar heen buitelde was er één beeld dat centraal stond, niet bewoog en niet aan kracht leek in te boeten.
Het was het uiterst scherpe beeld van een elegant gedraaide nek, gevouwen poten, en grote warme glanzende ogen.
Het laatste wat Houder zag voordat hij uiteindelijk in een diepe slaap viel was het beeld van een kleine kameel liggend op het stro.