De Eigen Weg
Een keus maken. Uit al het mogelijke. Ik kras maar een beetje willekeurig over het toverplaatje. Er komt altijd wat op.
Ik doe mijn ogen open en er is een dag. Ik kras wat willekeurig over de dag en er ontstaat een plaatje.
Wees nou eens een keer wat explicieter, wat uitgesprokener. Is het niet erg makkelijk een beetje rond te blijven hangen op de plek waar alles mogelijk is?
Maak een keus, word iets. Word meester in iets en spreek van die plek.
Ik had nooit gedacht dat ik het zou doen. Ik kan wel zeggen dat ik het gedaan heb, maar dat zou de volle waarheid niet zijn. Er waren omstandigheden die me min of meer dwongen. Het zou kunnen zijn dat ik ze opgezocht heb, dat ik de omstandigheden gevormd heb, zodanig gemodelleerd dat ik eigenlijk geen keuze meer had. Dat de keus een logisch voortvloeisel werd van de omstandigheid die ik zelf mede gecreëerd had.
In ieder geval was ik eerst zoals de meesten van ons. Ergens geworpen in een bepaalde situatie. En vandaar pak je het vaak op. Je neemt wat zaken voor zoete koek. Je verlegt de richting een beetje, maar een wezenlijke keuze maak je eigenlijk niet. Zo zou ik ook door kunnen hebben hobbelen in een leven dat niet volledig het mijne was, als een soort tweede hands auto..
Er waren bepaalde stappen die ik niet wilde zetten. Zaken als studie en werk enzo die voor een persoon in mijn positie, van mijn geboorte, heel normaal geweest zouden zijn. Maar ik wilde niet, ik weigerde, iets weigerde in mij, Het weigerde.
En dat gaf allerlei conflicten en van het een kwam het ander. – Ik moet opeens aan dat lichtspoor denken. Die dansende dieren in het spoor van Franciscus. De spontane vreugde die zijn simpele verschijning veroorzaakte.
Ik heb dus alles terug gegeven, wat van mijn vader was. Alles van de wereld heb ik terug gegeven. Ik droom daar nog wel eens van. Alsof er een dikke laag van mij afviel. Samengekoekte resten oude levens. Alsof ik daar onderuit kroop, daaruit geboren werd. Dat naakt zijn.
Ik herinner me nog de gevoeligheid van mijn eikel, toen ik nog klein was. Zo gevoelig was ik helemaal, over mijn hele lijf. Alles was nieuw en onwennig. Alles voelde pasgeboren aan. Fris, zonder weerstand, zonder gewoonte van al eerder gezien.
Dat is eigenlijk zo gebleven. Ik kan nog veel meer vertellen, maar dit is de essentie.
Het is vreemd en moeilijk om dit over te brengen. En is het wel noodzakelijk? Zij worstelen er allemaal mee. Met zij bedoel ik: zij die een weg gevonden hebben, hun weg naar… dit. Dit, dat wat ik ook vond.
Wat het is? Dat is nu precies de moeilijkheid. Dat te zeggen, uit te drukken, daar ben ik de rest van mijn leven mee bezig geweest.
Ik was beslist niet wijzer dan ik was. Omdat ik uit die huid gekropen was, van dat wat aan en over mij gegroeid was in de frisheid van de dag, daarom zei ik de anderen hetzelfde te doen. Dat was mijn advies. En zij volgden mij en deden hetzelfde en, dat kan ik nu pas zien, er miste iets. Er miste iets essentieels. Het grote verschil, en dat zie ik nu glashelder, is dat ikzelf niemand volgde. Ik volgde enkel dat, wat uit het mengsel van mijzelf en mijn omstandigheden tevoorschijn kwam, mijn eigen logica. Tevoorschijn kroop. Ik was die naaktslang die uit die oude huid als een soort van onvermijdelijkheid tevoorschijn kroop. Door eigen keuze of niet. Ik deed dat, of mij werd dat gedaan, hoe het ook zij, maar ik volgde niemand. Het was mijn eigen spoor, mijn eigen tunnel.
En dat, dat kan ik niemand geven, dat kan ik niet voordoen. Het is de eigen weg. Het is een weg, maar vooral ook eigen.
Jezus is voor ons gestorven.
Jazeker. Hij stierf voor ons, voor de wereld en voor zichzelf – wat is het verschil? – als uiterste consequentie van zijn zijn, als onvermijdelijk gevolg van zijn slangespoor, als consequentie ervan. Maar hij heeft niet geleden opdat wij niet zouden lijden. Wat een schrale troost zou dat zijn, wat een halve maatregel, wat een halve heelmeester.
Hij is gestorven opdat wij zouden leven. Hij is zijn slangespoor teneinde gekropen opdat wij dat zouden doen.
Ik begrijp dat nu.
Maar de meesten hebben de neiging een en ander op zodanige manier uit te leggen, over het voetlicht te brengen, dat hun comfortzône er niet door wordt aangetast. Zijn lijden als alibi voor het vermijden van het mijne.
Goed, dat dus. De eigen weg. Wel het voorbeeld van de eigen weg volgen, maar tja, niet die weg nadoen. Dat is lastig. Dat geeft aanleiding tot misverstanden. De weg wordt vaak een soort huid, een belemmering, een samenklontering van ideeën waar je dan ook weer uit moet zien te kruipen.
Duidelijker kan ik het niet zeggen. Eigen zijn. In dat lichaam zijn. Zoals Jonas in de Wallevis. Daar in zijn, zo thuis zijn. Daar zelf ontmoeten, Zelf ontmoeten. Hem ontmoeten.
Er is weinig meer te zeggen dan dat. Durf onbekend te zijn. Dat is het. Durf de weg kwijt te raken. Wees consequent. Niet met de wereld, maar in jezelf naar jezelf. Zet geen muur, vlies, idee tussen jou en je schat, je parel. Laat je parel indien mogelijk rechtstreeks schijnen tegen de binnenkant van je huid.
Laat de parel niet verloren gaan. Nee, dat klopt niet. De parel gaat nooit verloren. De parel is. Laat de drager, de tijdelijke drager… geef de tijdelijke drager de kans de parel te ontmoeten. Te laten schijnen, door huid, door handelingen.
Ja, dat klopt. Dat mag en moet gezegd worden. Jij bent de enig mogelijke drager van de parel. Jij bent de enige die de parel recht kan doen, die de glans van de parel in de wereld kan laten schijnen. Jij moet je eigen weg gaan!