De Fontein
Niet wat ons beperkt, maar dat wat ons vrij maakt.
Niet wat ons doet huilen, maar dat wat ons doet zingen.
Niet wat ons teneerdrukt, maar dat wat ons groot doet zijn.
De oude Saghi Ali zat voor zijn hut.
Hij had nog slechts drie vingers, maar daar kon hij verbazingwekkend veel mee doen.
Dat wil zeggen: alles dat nodig was voor zijn eenvoudige leven.
Elke keer als het leven iets van hem had afgenomen, was dat vreemd genoeg een geschenk geweest. Het was alsof het leven hem elke keer een stukje lichter had achtergelaten. En nu Saghi bijna niets meer had, bijna niets meer kon zien en bijna niets meer kon ruiken, voelde hij zich rijker dan ooit tevoren.
De zon scheen in zijn tuintje. Alles was prachtig. Saghi kende elke struik of bloem, hij had ze immers met zijn eigen handen geplant, ze centimeter voor centimeter zien groeien. Hij had gezorgd voor water in tijden van droogte. Vervolgens had hij alles met bewonderende aandacht gadegeslagen. Hoe het groeide, hoe het ene leven het andere aantrok. Dat was eigenlijk alles. De rest was vanzelf gegaan en het resultaat was oogverblindend, majestueus, raadselachtig. Als Saghi in zijn tuin zat, was hij gelukkig. Dan zat hij tussen zijn vrienden.(…)