De Hoeder van Eigenheid
Wat komt er te voorschijn uit deze ontmoeting als ik hem zacht laat zijn?
Uit de harde confrontatie van staal op staal, van snee in vlees, van gelijk op ongelijk kan eigenlijk niets geboren worden, dan een verlangen zulks in het vervolg te vermijden. Gebrek aan raakvlak, aan ontmoeting, aan baarmoeder. Keer ik mijn ervaring de andere wang toe, de zachtere, opdat ik voel naar dat wat mij slaat, mij pijn doet, mij confronteert dan kan de stroom mijn boot keren en word ik mijzelf vruchtbaar.
De groep is niet gevaarlijk.
Ik fluister het mezelf in als een soort bezwering, maar ik kan mijzelf maar moeilijk geloven, mijn wantrouwen is groot. Ik vond een schijnbaar veilige plek hier aan de rand van het geheel, maar ik word blijkbaar gedwongen mij te bewegen. Niets is voor altijd. Het leven dringt door tot in de kleinste holtes, de meest afgesloten schuilhoeken. Zij roken me uit mijn Tora Bora, ze doen mijn ivoren toren een knieval maken.
Door mijn houding bepaal ik de groep, dicteer ik hoe zij is. Niets gevaarlijker dan een groep waarbinnen de groepsdwang zo groot is dat haar leden worden gedwongen hun eigenheid op te geven. En als anderzijds iedereen zich terugtrekt op zijn eigen gelijk is er geen groep meer, geen gezamenlijkheid, geen mogelijkheid tot bevruchting.
Ik heb de neiging me uit de groep terug te trekken. Daar red ik weliswaar mijn schone zelf mee, maar tegelijkertijd laat ik daarmee de groep aan haar lot over en tevens laat ik dan mijzelf in de groep over aan mijn eigen lot. Dan kom ik mijzelf in de groep niet te hulp, wat zowel essentieel is voor mezelf als voor het functioneren van de groep.
Wil ik de groep in mij hoeden, dan moet ik haar de bereidheid ruimte te geven aan mijn eigenheid, mijn eigengereidheid, mijn eigenwijsheid opdringen. Geef mij de ruimte om anders te zijn, om deze te zijn. Geef me de ruimte om er niet bij te horen en er toch bij te horen.
Zo word ik mijn eigen hoeder. De hoeder van eigenheid. En ik word mijn broeders hoeder, mijn broeders broeder. De hoeder van openheid naar anders zijn. Zo word ik open naar anders zijn, naar degene die ik wezen zal, moet, wil.
Ik word weliswaar nooit groter dan het pantoffeldiertje, maar daarentegen ook nooit kleiner dan een vulkaan. Ik trek me naar binnen en stulp me naar buiten in een dans van eigenheid en gedeelde ervaring.
De muziek stopt nooit.