De Jonge Mohammed
De perfectie van dat wat is omsluit alles, niet alleen alles wat er mee harmonieert, maar juist ook dat wat er inbreuk op lijkt te doen. Dat wat inbreuk op de harmonie lijkt te doen is de toetssteen èn het bewijs van perfectie. Wij worden gedwongen onszelf op te rekken, het wezen van onze perfectie op te rekken, zodat het alles kan omsluiten.
Als ik mijn ogen sluit zie ik hem dansen, de jonge, nog baardloze Mohammed, in een glanzend groen gewaad, in volle overgave dansend in het hart van Jezus, het huis van Liefde. De ongelofelijke vitaliteit en levensvreugde van de jonge Profeet. Zijn onschuld, zijn directe en woordloze verbintenis met God, zijn huid die in vuur en vlam lijkt te staan.
Wij moeten al onze schapen hoeden. Het zwarte schaap, het dartele schaap, het schaap van liefde, het schaap van verdriet en razernij, het oude schaap dat der dagen zat is, en al die kleine jonge schapen, die staan te popelen om mee te dansen. Wij bestaan uit die myriade van wezens en we moeten ze één voor één allemaal veilig thuis brengen. Door de donkere gang van wat komen gaat naar het licht voeren.
Ieder draagt zijn eigen verantwoordelijkheid, hoor ik een oude baard in een hoekje mompelen. En jawel, dat klopt. Ieder draagt de volledige verantwoordelijkheid, niet alleen voor zichzelf – dat is de grote vergissing, het grote verglijden, het grote lijden, het gemis en de pijn die zich van ons mensen meester heeft gemaakt – maar ook voor de hele kudde. Wij nemen iedereen erbij. Wij rekken ons hart zover op, dat iedereen erin past.
De jonge Mohammed hoefde daar geen moeite voor te doen, als de zoon van Jezus, als de na hem komende estafetteloper met de vlam der mensheid, ontving hij zijn licht uit dezelfde altijddurende bron, de zon der zonnen, het Al.
`S ochtends de jonge aanplant water geven, Gods water over Gods akker laten stromen. Er elke dag punctueel op dezelfde tijd terugkomen. Dat is liefde in actie, en wie het werken noemt heeft iets fundamenteel verkeerd begrepen. Het is het zingen van de ziel. Het hoeden van de schapen, het hoeden van de schapen. Het hoeden van de schapen.
Ben ik mijn broeders hoeder?
Jawel.
Aarzel maar niet langer, zeg maar volmondig ja.
Zonder jou geen mij, zonder ander geen ik.
Dit alles is de dans van God, de dans van God door ons. De jonge Mohammed danst die dans als een jonge dichter. Alleen een dichter als hij durft het wagen antwoord te geven op alle vragen, waagt het om het woordloze dansen in het dansen van woorden te vangen.
Alleen als ook wij
dichters in dat licht
dansers van die woorden worden
worden woorden weer
wat die woorden waren
een woordloos dansen
met woordloze gebaren.