De Kersenbloesemboom
Wij liepen van dit naar dat. Dat betekent niet dat zij noodzakelijkerwijs dezelfde route moeten afleggen. Laten we zeggen dat we het niet weten, dat we niet weten wat de juiste route is. Laten we zeggen dat wij niet de enige sleutelhouders zijn van de deur naar waarheid en zegen.
Zij was de laatste jaren erg dik. Daardoor is haar heup overbelast geraakt. Zij moet een nieuwe heup, maar ze kunnen haar pas opereren als ze twintig kilo aan gewicht verliest.
Maar omdat ze zo’n pijn heeft aan haar heup beweegt ze zich nauwelijks. Hoe zal ze die kilo’s kwijt raken?
Toen ze haar huis verliet uit vrees voor de soldaten, werd het achter haar rug met de grond gelijk gemaakt. In het vluchtelingenkamp zijn enkel tenten. Het water is op twee kilometer afstand. Haar voeten zijn kapot, haar man is gearresteerd. Het lukt haar om haar kinderen te voeden, maar ze kan nooit genoeg water aanslepen om ze schoon te houden.
Zolang je nog kracht in je vleugels hebt, vlieg naar God. Zolang je de kracht nog hebt om de struik uit te rukken die op je pad groeit, ruk haar uit. De struik blijft groeien en je krachten nemen af.
Hij vroeg haar: wat is het grote geschenk dat wij mensen gekregen hebben. Liefde, antwoordde zij, zonder aarzelen en zonder lang nadenken. Hij schudde zijn hoofd. Wat wij mensen gekregen hebben, dat is tijd. Tijd is het grootste geschenk. Hoe wij onze kostbare tijd gebruiken bepaalt wat wij in het leven tegen zullen komen, wat de kwaliteit van ons leven zal zijn. Dat waar je aandacht aan schenkt, groeit.
Hij zit in zijn comfortabele leven als een vette vis in zijn vel. Onder het vel is een speklaag, een dikke laag vet, waardoor wat in de buitenwereld gebeurt slechts vanuit de verte tot hem doordringt. Hij schrijft elke morgen op zijn laptop. Waar ander mensen een kind op schoot nemen, heeft hij een computer. Hij zegt dat hij zichzelf elke morgen naar vrede schrijft, naar het midden. Het midden waarvan? Het midden van de vettte vis? Misschien heeft hij nog kracht in zijn vleugels, maar hij weet het niet, want hij vliegt nooit verder dan de verplichte rondjes rond de kerkspits. Hij wacht erop tot iemand hem wakker schudt, wakker kust. Hij baadt zichzelf in het licht van zijn eigen woorden. Die zijn op lichaamstemeratuur, dus die doen hem geen pijn.
Ergens in dat lijf met die dikke beschermlaag is hij zich bewust van hen die in andere situaties verkeren. Zij zijn als beurse plekken, als jeukplekken, als pijn, als aandoeningen in en op dat lichaam aanwezig.
Er is maar één lichaam. Wij vormen dat ene lichaam met elkaar. Het is ons lichaam, iedereen woont in dat lichaam.
Vandaag gaan we mediteren. We gaan van al onze harten één hart maken. We geven tijd aan hen die een tekort aan tijd hebben, vleugelkracht aan hen die niet of nauwelijks meer kunnen vliegen. Hun gewicht bepaalt de kracht van onze vleugels. We tillen alles en iedereen mee omhoog. Hoe meer zich aan ons vastklampen, hoe sterker we worden, hoe hoger we gaan. We nemen iedereen erbij, want er is voor iedereen en voor alles in ons een plaats in de schaduw van de kersenbloesemboom.