De Neus [XII]
Houder ging zijn neus achterna, het edele orgaan dat ons in staat stelt subtiele boodschappen waar te nemen die zich al of niet moedwillig via de lucht aan ons mededelen.
Wij noemen het ruiken, maar als we onze neus in een roos of een andere bloem steken weten we niet precies wat er gebeurt, want het blijft een hoogst abstracte en bijna onbeschrijfelijke belevenis om een geur diep op te snuiven. Het is als het zich openen voor een woordloze wereld, want het rijk van de geuren – net zoals alles op deze wereld trouwens – blijft een mysterie, zelfs als je je er middenin bevindt.
Maar er is nog iets anders. Als je je ogen sluit kan je voelen hoe er een hele reeks van zenuwbanen op de punt van de neus samenkomen, die het gevoel geven alsof de neus een soort radar of antenne is. Het is daaraan dat gerefereerd wordt als men zegt dat iemand zijn neus achterna gaat, hetgeen niet hetzelfde is als het volgen van een intuïtie – wat eerder te maken heeft met het handelen vanuit een onmiddellijk begrip van een bepaalde situatie. Maar, door zich achter zijn neus te scharen geeft men de intuïtie wel een kans en men zou dientengevolge kunnen zeggen dat de neus naast reukorgaan ook het orgaan is waarmee de intuïtie gevoed dan wel gestimuleerd wordt.
Door wat laten we ons leiden in ons leven? Een mooie en diepe vraag waar niet zo eenvoudig een antwoord op te geven is. Er zijn verschillende lichaamsdelen waar wij achteraan kunnen gaan en de neus is daarvan het meest onschuldige en ongetwijfeld het meest inspirerende. De hersenen en daarmee het verstand staan in deze wereld weliswaar erg hoog aangeschreven, maar dat is ten onrechte, want op het moment dat je iets zeker meent te weten sluit je je immers af voor het raadsel dat de werkelijkheid in diepste grond is en je hoeft maar om je heen te kijken om de gevolgen daarvan waar te nemen.
Dan zijn er organen als de maag, die zoals we straks zullen zien ook een directe verbinding met de neus hebben en andere belangrijke en belangwekkende organen waar we maar al te graag achteraan lopen die we op deze plek buiten beschouwing zullen laten.
Het meest laten we ons door gewoonten leiden of door onze ideeën over wat we zouden moeten doen of laten en ze worden allebei vaak gevoed door meningen en gedachten die ons door onze ouders, familie, buren en schoolkameraden, kortom door de hele wereld om ons heen, worden aangereikt. Gewoonten en ideeën zijn vaak goed en nuttig, maar van tijd tot tijd moeten we ze opnieuw kritisch onder de loep nemen om na te gaan of ze ons eigenlijk nog wel van pas komen, en of we ze niet bij zouden moeten stellen of zelfs over boord gooien.
Er was geen haar op het hoofd van de Houder dat aan al dit soort dingen dacht. Hij stak zijn neus in de stralende herfstmorgen en rook. De dag was jong en het jaar was oud en zowel het een als het ander deelde zich mee aan de lucht die hij opsnoof. De dauwdruppels op het gras gaven de dag iets vers en jongs en de lucht van paddestoelen vermengd met die van de paardenmest iets meer belegens, als de geur van een warme oksel.
Maar, wacht eens, er hing nog iets anders in de lucht. Iets warms, zoet en smeuïg tegelijk. Het was zijn knorrende maag die het als eerste herkende.
– Dat zijn pannenkoeken, wat ik je brom, knorde de maag.
– Ja hoor, zei de neus sportief. Je hebt gelijk, het zijn pannenkoeken of…
Neus spande zich tot het uiterste in om extra goed te ruiken. Hij baalde er een beetje van dat maag hem zojuist te vlug af was geweest en wilde nu bewijzen hoe goed hij wel niet kon ruiken, en dat er, als het om ruiken ging het toch maar mooi op de neus aankwam en op niets of niemand anders.
– … jaaaah, trok neus zijn fijnproevergezicht, ik denk dat het van die kleine pannenkoekjes zijn, met van die eh… poedersuiker.
– Poffertjes, vulde maag aan, terwijl hij een geluid maakte alsof hij zijn lippen aflikte.
– Poffertjes zei Houder alsof hij het helemaal zelf verzonnen had en hij volgde zijn neus langs de achterkant van de blauwe wagen, waar de lange dunne Pontius zich boven een grote teil dampend water stond te scheren terwijl hij een stukje uit een Italiaanse opera zong. Vervolgens ging het achterlangs de lange groengestreepte tent, waarbinnen je het kon horen schuiven en ritselen omdat het blijkbaar voedertijd was, totdat hij uiteindelijk helemaal aan de andere kant van de grote roodwit gestreepte circustent kwam.
Daar, aan de rand van het bos en een beetje apart van alle andere wagens, stond een klein huisje met een veranda. Uit het dak stak een metalen pijp waar rook uit kwam en op de veranda zat een dame van middelbare leeftijd met een grote bos wit haar op haar hoofd en een grijsbruin gestreepte kat op haar schoot.
Het leed geen twijfel dat de heerlijke geur hier vandaan kwam en Houder liep het water in de mond.