De Prins en het Gebrek aan Tekort
Wie is deze Prins?
Wie heeft er een idee?
Die prins, dat is ons eigen zelf, strevend naar het volledig verwezenlijken van wat hij/zij in potentie al is. Nog een keer. Deze Prins dat zijn wijzelf, het is dat deel van ons dat streeft te worden wat het in wezen al is. Hij staat symbool voor het streven van ons allemaal om onze hoogste potentie te verwezenlijken.
Is het fijn dat te weten?
Nee.
Daar is hij! Zit hij te paard? Jazeker, hoog te paard, een zwarte vurige ongeduldige hengst is het, trappelend, schichtig, klaar om op reis te gaan.
En wij zijn hier, wij zijn bij het einddoel, wij zijn het einddoel. Wij lokken hem, wij coachen hem, wij zijn zijn supporters.
Wat is hier? Het is de troonzaal van eenheid. Wij zijn de bewoners van Terra over zo’n 4000 jaar. Wij volgen met spanning zijn verrichtingen, wij schreeuwen uit alle macht als hij in de val dreigt te lopen, in een hinderlaag. Maar het is alsof we tegen een televisie scherm roepen of tegen poppen uit een poppenkast. De held hoort ons niet, het lijkt wel of hij ons niet wil horen. Niet daar naar toe, naar links, naar links, kijk uit achter die boom.
Alles is wonder voor hem, alles wonder en mirakel. Een zonsopgang, de bezwete nek van zijn paard, gouden rivieren, een bloemetje in de wind, stilte, geruis van bomen.
Het hart is open en wijd. Niet te zoeken maar te vinden, de wereld is zo rijk. Vogels, honger hebben, eten drinken, zwemmen, uitgeput zijn, vroeg weer opstaan.
Geef mij voeding Heer, geef mij houvast, strek je arm uit. De Prins, ach hij is verliefd, verliefd op het leven, op alles. Het is zoveel, alles. Hoe kiezen we? Hoe worden we?
Prins loopt hier en daar, valt, staat weerop, valt, valt in liefde. Kussen, ach kussen.
Weet je het zou goed zijn als het landschap concreet wordt, stoffig of sappig. Dat een beeld uit zijn dromen vlees en bloed wordt en opeens voor hem staat.
Alles wat hij ooit droomde werd werkelijkheid. Het was zijn zegen en zijn last. Alles kreeg hij op bestelling, liefde en bedrog, rijkdom en nog meer rijkdom. Het leven leek een ondragelijke last te worden. Geef mij wijn en er was wijn. Rivieren van wijn. En vriendschap en liefde en hartstocht en de pijn van scheiden.
Broodkruimels in de holte van een oksel. Zandkorrels in een onderbroek. Zout op huid, zoet op brood. Een geurend bad. Ach die onstuitbare rijkdom, die golven van overvloed. De Prins waadde erdoor als door een rivier. Drink broeders drink. Er is genoeg en er is teveel. Waar is er tekort aan?
‘Er is tekort aan tekort, sire. Onze voorraden aan tekort zijn bijna op’. De Prins trok een zorgelijk gezicht. Dit zou niet mogen gebeuren. Als er toch eens behoeftige burgers bij hem zouden komen, smekend om hun broodnodige tekorten. Iedereen weet dat tekorten de basis vormen van verlangen, en verlangen op haar beurt voedt de ondernemersgeest. Wij moeten verder, maar hoe doen we dat zonder tekorten?
Groot probleem. De Prins lachtte vergenoegd. Hij had veel in zijn leven meegemaakt, maar problemen. Och, dat was iets nieuws. Problemen. Hoe schrijf je dat?