De Smid van Blokkades
Hij keek in de spiegel.
‘Prins van Blokkades’, onwillekeurig moest hij glimlachen. Hij vond het nog moeilijk zich deze geuzenaam helemaal toe te eigenen, en dat stak niet zozeer op Blokkades – die waren immers gesneden koek voor hem – maar meer op het woord Prins. Hij had zichzelf altijd makkelijk kunnen zien als de Schapenhoeder van Blokkades, of de Ingenieur, de Smid, de Rattenvanger van Blokkades. De Zwaan-Kleef-Aan van Blokkades.
Maar Prins, dat was nieuw. Het was nieuw voor hem om in te zien dat het hebben en creeëren van blokkades een zeker talent vereiste. En dat talent, ja daar waren vriend en vijand het over eens, dat had hij zeker. Niemand zou in de verste verte ook maar wagen dat te betwijfelen.
Waar de levens van anderen glad leken te verlopen, als soepele operaties, met militaire precisie gepland en uitgevoerd, of voort stroomden als een zacht kabbelend beekje door een grazige weide, daar verliep zijn eigen leven met horten en stoten, alsof hij zich voortbewoog op een wagen met… met vierkante wielen. Het was alsof hij, door de manier waarop hij zich in het leven bewoog de Blokkades als vanzelf tevoorschijn toverde. (…)