Duitsland als Medicijn
Één kamer in mijn huis, mijn leven, heb ik gereserveerd voor de fantastische dingen die ik nog ga doen, voor dat wat nog invulling moet krijgen. Mijn hart slaat onregelmatig en daardoor bouwt het te weinig druk op zodat de rest van mij te weinig zuurstof krijgt. Alsof de molen in de leegte maalt, tevergeefs klapwiekt tegen een gebrek aan weerstand. Één kamer van mijn hart staat leeg, droog. Mijn vader had een studeerkamer. Hij was er nooit. Ik wil ontsnappen aan dat waaraan ik mij gebonden acht. Hier lig ik, tussen jouw rug en de muur. Waarom geef ik mijzelf zo weinig ruimte. Hoe kan het dat van de hele wereld die me gegeven is alleen dit kleine plekje is overgebleven.
Het maalt in mij. Mijn hart maalt droog en mijn hersens malen, vermalen dezelfde vraag tot stof. Waarom stond die kamer leeg in ons huis? Ik probeer de muren roze te schilderen, het meubilair te verschuiven. Waarom niet alle ruimte gebruiken, benutten. Ik hou van jou, dat hoeft geen betoog, maar waarom zou ik genoegen nemen met dit kleine plekje waar jij om de haverklap wil binnentrekken als een leger hongerige mieren?
Ik ga vroeger naar bed om een deel van mijn leven terug te veroveren. Op wat? Wat of wie eet mijn leven op?
Waarom gebruikt hij die kamer niet, waarom niet dat geschreven wat geschreven dient te worden, waarom niet dat geleefd dat als het ware smeekt om geleefd te worden. Het is zo ongekend wat in die kamer in mij, in die kraamkamer geboren dient te worden. Mijn hart maalt lege slagen omdat het niet gevoed wordt met dat wat essentieel is. Leegte is mijn leven binnengeslopen, de kamers om mij heen staan leeg terwijl ikzelf enkel een klein hoekje op de vergetelheid weet te bevechten.
Ik ga eerder naar bed en voel me trots op mijn eigen plek. buiten brult het leven om koffie en thee. Het gezelschap beneden, aan de andere kant van de deur, vergaapt zich aan levensdaden. Mijn zelfbevochtenheid gaapt in eenzaamheid. Hoe krijg ik het leven in mijzelf rond, de eindjes aan elkaar geknoopt, de leegte gevuld met vriendschap, werkelijke eigenliefde?
Ik ben mijn vader niet. En toch… de stenen die de ouders laten liggen moeten door de kinderen worden opgeraapt. Ik moet die leegstaande kamer vullen, het verlangen niet leeg laten draaien, mijn levensruimte invullen met warmhartige daden. Droom aan daad koppelen, liefde aan beweging, versmelting aan ruimte, inzicht aan horizon.
Mijn lichaam in breedte dragen, voldragen zijn, uit mijzelf eindelijk tot volle wasdom geboren worden.
Er staan allerlei herinneringen in de studeerkamer, als een monument van geleerdheid, als een monument van een eerder geleefd leven. Duitsland. Rivieren die door donkere wouden stromen, de hartklop van eenwording. Mijn vadersland, op jonge leeftijd door hem verlaten.
Al die tijd denk ik dat er een stofje aan mijn systeem ontbreekt, een elementaire bouwsteen. Ik spreek met Erika over mijn vroegtijdig ouder worden, vanwege haar heldere oogopslag, haar vitaliteit. Zij heeft Duitsland verlaten omdat ze het onverdraaglijk vindt in een land te wonen waar maar één taal gesproken wordt, dus ze woont in Brussel. Heel veel alternatieven heeft ze natuurlijk niet, Zwitserland misschien, maar dat vindt ze te opgeruimd.
En inderdaad, ze heeft iets voor mij. Iets voor planten. De naam alleen al vult alle lege ruimten in mijn wezen: Germanium. Keer terug naar daar waar je vandaan komt. Drink dat water, vul er het bloed in je hart mee aan. Wordt weer vol. Vol van zijn. Duitsland als medicijn. Duitsland, als symbool van alles wat je verwerpelijk achtte, van dat wat je verre van je wilde werpen, van dat waarvan je je nadrukkelijk wilde distantiëren, weer aan je hart drukken. Jezelf heel maken met dat wat je wegduwde. Duitsland als Jood van de wereld in je armen sluiten.
Duitsland heeft niet stilgestaan, het leeft, het beweegt, het ademt. Het heeft zichzelf in de ogen gekeken – iets dat degene die haar wegwierpen nadrukkelijk weigerden te doen. Het is vol van mooie jonge meiden, serieuze toegewijde jongens. Germanium, de vaten aanslaan, thuis komen in waar ik vandaan kom, vol van hart zijn, niets meer buitensluiten.