Een Steen van Binnen
Wij dragen de nacht in ons mee, en de aarde, de weidse donkere nacht van de aarde. Aan de voorkant zijn we huid en bewustzijn, zijn we een dunne schil van ideeën over een eindeloosheid van mogelijkheden.
Is wachten het enige wat we kunnen doen? Wachten tot een engel door de onzichtbare nacht van ons eigen wezen komt aangevlogen en ons wakkerkust aan de binnenkant van onze mond?
Wij kunnen ook zelf op onderzoek uitgaan, bij maanlicht, op bezoek bij één van de vele sterren aan onze nachtelijke hemel. Alles en iedereen is beschikbaar, staat tot onze beschikking, alle meesters uit een nabij of vers verleden verheugen zich in elke poging van ons en geven de volle aandacht waaraan wij aandacht geven. Ze zijn zo dichtbij, wij zijn hun taak, hun streven. Elk moment van overgave wordt beloond, elke keer dat we ons laten vallen worden we door weer andere, sterkere handen opgevangen. Wij zijn die ene met de miljoenen gezichten. Overdag voeren we de rituele schijngevechten op, maar ’s nachts zijn we thuis in de ene, het ene. Op wiens schoot mag ik me vlijen, wie slaat zijn armen om me heen, drukt zijn voorhoofd tegen de mijne? Wiens mond spreekt er door de mijne?
Ons eigen ongeduld met onze vorige gestaltes. De oorlog die we tegen hen voeren, de onderdrukking van dat waarvan we denken dat het ons onderdrukt heeft. We houden degene die we waren gevangen in ons eigen verleden, en wij worden gevangen gehouden in ons eigen verleden, door die we eens zullen zijn. De volledige onvrijheid van dat ballet. Wie keert zich fanatieker tegen het roken dan iemand die daar zojuist mee gestopt is? Hij is de keerzijde van zijn eigen medaille, wij zijn allemaal keerzijdes van onze eigen medailles. Ons gevecht is een schaduwgevecht. De tegenstander die we bevechten, dat zijn we zelf.
Wat meer duidelijkheid alsjeblieft. Wat wil je nu precies zeggen?
Dan zeg ik: dat is precies wat ik bedoel. Omdat je tot voor kort zelf zo onduidelijk was, verdraag je geen onduidelijkheid. Onduidelijkheid is je vijand, omdat je daarin wat je zojuist veroverd meent te hebben, weer op denkt te moeten geven. En je vraag naar duidelijkheid is een gemene en doortrapte techniek. In duidelijkheid verliest dat wat nog gestalte moet krijgen zijn betekenis, zijn context, zijn potentie, en daarmee zijn waarde. Mijn tegenvraag is: word eens wat onduidelijker, wat diffuser. Sta jezelf eens wat meer toe op te lossen, het niet te weten. Word eens wat minder onnozel, geef niet steeds toe aan dat eeuwige verlangen alles vast te willen houden als een moedertiet, een dekentje voor het bloeden. Je noodzaak alles precies onder woorden te brengen, het leven vast te houden, klein te krijgen, vast te klemmen, te beperken tot het idee dat je ervan hebt, is een teken van onvolwassenheid.
Sorry, ik liet me gaan. Ik deed precies hetzelfde met jou, wat ik jou verweet met mij te doen. Vergeef me. Kom maar bij me op schoot zitten. Laat me spreken door je mond, je kaken bewegen, je ledematen. Of ik jou ben in een vorige gestalte, of in je volgende doet niet terzake. We draaien om elkaar heen, spiegelend. Vooruit spiegelend, achteruit spiegelend, stralend transparant.
Hoe donker het is in het binnenste van een steen?
Een steen van binnen is een zee van licht.