Heilig de Zondag
De sabbat, een sabbatical jaar, een sabbatical leven. Give way to the greater pull. Wat is werkelijk van belang, wat zou je absoluut nog gedaan willen hebben, gezegd, gelachen, gezwegen?
Vanwege het zondagsgevoel heeft hij een ietwat gekreukeld maar krakend schoon overhemd aangetrokken. De rest van de dag ligt navenant voor hem, een beetje gekreukt door de slaapplooien op zijn gezicht, maar kakelvers. Een dankdag voor het gewas, voor alles wat er is. Deze dag hoeft er – eindelijk – niets nieuws bij te komen. Deze dag is – eindelijk – genoeg aan zichzelf. Bij deze man, dit leven, hoeft niets nieuws meer aan te komen waaien, kleurige klederdrachten, vreemde oude gebruiken, talen, de eigenheden waarin een cultuur uitdrukking geeft aan zichzelf. Zelfs de ontmoeting met een verlichte persoon staat niet meer zo hoog op de toch al afwezige agenda. De ontmoeting met die wijze kan hoogstens nog een innerlijke tegemoetkoming zijn, een innerlijk buigen voorbij zelfgenoegzame stramheid.
Heilig de sabbat, de woestijn, de kale vlakte, het niemandsland, het ongeboorte. Heilig de rots, het droge wachten, het niet-meer-wachten, het zijn-wachten, het zijn. Het meer van zijn dat ligt te wachten, dat altijd en overal dichtbij is als de volgende ademhaling. De volledige vervulling die binnen handbereik is, maar paradoxaal genoeg juist met het reiken er naar op afstand gezet wordt.