Herhaling van Zetten
Ik ben een Marokkaanse jongen. Tenminste, iedereen zegt dat en ik ben nooit op het idee gekomen om het tegen te spreken. Alle kennis – zeggen ze – begint met zelfkennis. Ik ken mezelf enkel door wat ik niet ben. Ik ken mijzelf door de kennis van diegenen die ik niet ben en ook absoluut niet zou willen zijn. Wat ik niet ben zijn de mensen die het bij het rechte eind menen te hebben. De mensen die hier al langer wonen, die de taal van geboorte af spreken, die gevestigde belangen hebben en die zichzelf superieur achten. Ik kan daar niet tegen. Mensen die zich op wat voor manier dan ook boven me menen te kunnen stellen moet ik hard onderuit halen. Dat is een innerlijke noodzakelijkheid. Dat is mijn drive en mijn glorie.
Ik zat net even te denken of ik het duidelijk kon maken aan de hand van een vergelijking. Ik dacht dat ik misschien zou kunnen beschrijven wat voor een dier ik ben en toen gebeurde precies hetzelfde: ik kan veel beter omschrijven wat voor dier ik niet ben. Ik ben geen koe. Zij zijn koeien in een wei. Hoor ze loeien. Ik hoor daar niet bij, ik wil daar niet eens bijhoren. Als zij koeien zijn ben ik een vos. Heb je wel eens gezien hoe koeien op een hond reageren? Ze zijn erg nieuwsgierig naar honden, tot op het levensbedreigende af. Ik vermoed dat dat ook opgaat voor hun reactie op vossen.
Wij zijn… wild. Wij zijn verrassend want vrij, onaangepast. Dat wat zij in het negatieve over ons zeggen, dat wordt onze identiteit. Die woorden zijn onze bouwmaterialen en daarmee bouwen wij onze hutten, onze huizen. Er zijn geen andere woorden voorhanden, want zelf hebben we ze niet.
Het koe-achtige is onuitstaanbaar. Dat groepsgevoel, die groepsmacht, dat volgzame, dat lijdzame ook. Dat trage, dat voorspelbare, dat gebrek aan leven. Wij zijn dat allemaal niet. Wij bespringen graag hun onnozele kalveren. Daar hoeven we weinig voor te doen. Hun kalveren – en vaak ook hun koeien – willen niets liever dan door ons besprongen te worden. Geïnspireerd, geïnjecteerd, geïnsemineerd. Geheeld door een injectie met het tegenovergestelde. Natuurlijk wordt er moord en brand geschreeuwd. Die geluiden van afkeuring bevestigen alleen maar dat wij op de goede weg zijn, dat we trouw zijn aan onszelf, dat we iets nieuws en eigens brengen.
Wij zijn hun vleesgeworden ontkenning. Hun vleesgeworden angst. In hun reactie op ons brengen wij het slechtste in henzelf boven, dat wat zij al die jaren in henzelf ontkend hebben, dat maken wij in hen los.
Wat wij willen?
Geen idee. Wat willen jullie?
Zeg het maar. Dat is exact wat wij niet willen. Waarom? Daarom! Uit medemenselijke noodzaak zou ik willen zeggen. Uit Goddelijk streven naar evenwicht, naar openheid en eerlijkheid. Wij zijn het mes in uw etterende wond, wij zijn de spiegel van jullie onwaarachtigheid. Waar ik dit vandaan haal? God mag het weten. Ik ben dus ik besta. Ik handel dus ik wandel. Samenheid in vijandigheid spiegelt samenheid in vijandigheid. Op een dieper niveau zijn wij dezelfde. Jullie willen dat niet zien en dat doet ons pijn.
Jullie hebben boter op jullie hoofden, maar wat zou je van een stel kazen anders kunnen verwachten? Neem Israël. Jullie zijn een vriend van Israël, door dik en dun zullen jullie Israël verdedigen. Nooit erkennen jullie dat zij fouten maken. Dat heeft met boter te maken. Hoe was het in de oorlog? Hoe was het daarvoor? Een vijandig samen tegen dat wat anders is, lijkt te zijn of door anderen als anders gezien wordt. Het eigen hachje redden. De solidariteit opgeven en de ziel verliezen.
Wij zijn terug. Hoe vreemd. Dat wat als makke schapen uit jullie midden werd afgevoerd is terug in andere gedaante en nog steeds doen jullie hetzelfde. Wij zijn jullie creatie. Wat jullie ontkennen wordt onze vlees en bloed.
Hoe onduidelijk ik dit hier neerpen? Zoek het maar uit, doe je eigen werk er maar mee. Ik heb gesproken in onduidelijkheid opdat gij uw oren zult wassen. Ik spreek enkel tot diegene die de schoen past. Ik ben het zinnebeeld van uw Goddeloosheid.