Het Doorgangshuis
Zij was aangekomen in een ander gebied van zichzelf. Ze kon niet vertellen hoe het gebeurd was, wat ze ervoor had moeten doen of laten, of wat haar had geholpen. Het enige dat ze ervan kon zeggen was dat ze op een ochtend simpelweg onder een andere hemel wakker was geworden, in een soort verbazingwekkende licht- en openheid. Alsof de grauwe deken die vijf jaar lang over haar heen gelegen had van haar was afgetrokken.
Moest ze nu spijt hebben van die vijf jaar?
Nee, natuurlijk niet. Spijt is de klauw van de grauwe deken in een laatste poging je terug te trekken in dat wat voorbij is. Ze lacht. Het gaat nergens over. Het gaat nergens naartoe. Ik ben oneindig licht. Ik heb mij door mijn angsten op laten eten en er is niets meer van me over dan een vrouw met overgewicht. Dat gewicht draag ik met sierlijkheid, met mijn eigen potsierlijkheid. Ik ben deze, ik ben eindelijk deze geworden. Ze zoent me op de mond, wij dansen, wij dansen en draaien, we verdwijnen en komen terug. Vanochtend in bed bedacht ik me: ik sloop het plafond uit mijn kamer en dat wat daarachter zit, schilder ik hemelsblauw.