Hoe ik bij Mezelf aan de Bel trok
Mij toch weer in deze positie gezet, klaar voor het… onverwachte.
Maar als zo vaak de laatste tijd: er komt niets. Zie je wel, denk ik, het gaat nergens meer over. Ik kan dikwijls zelf niet eens meer lezen wat ik zojuist geschreven heb, ik kan het niet ontcijferen, het komt op mij over als een soort verward gemompel, erudiete onverstaanbaarheid in gracieuze zinswendingen. Geen onderwerp, geen substantie. Kortom, de geluiden die een zwijn maakt als hij een lekker plekje gevonden heeft om in de modder te wroeten.
De deurbel gaat.
De Jehovas willen mij overtuigen van de letterlijkheid van Gods belofte. Ik geloof in die letterlijkheid, maar daar kunnen ze niks mee.
Onverdroten gaan ze door met aan te tonen dat dat wat zij bedoelen iets anders is dan wat ik bedoel. Het lijkt wel of het onverdragelijk voor ze is dat we het met elkaar eens zouden zijn. De ontoegankelijkheid van het paradijs verzinnebeeld op de drempel van mijn huis.
Ik stink er toch nog een beetje in. Ik probeer hen duidelijk te maken wat ik bedoel, of hoe wat ik bedoel in wezen hetzelfde is als dat wat zij bedoelen. Het gaat te lang duren. Ik ben van hetzelfde als zij. Niet van de overgave, maar van de overtuiging. Na mezelf tot in ijzingwekkende lengte gerekt te hebben, trek ik mij terug en zit weer hier, bij de geluiden van het zwijn.
Natuurlijk is deze gebeurtenis van betekenis, dat moet hij zijn, dat kan niet anders. Dit was een goddellijke interventie. Schrijver in spe hangt laptop aan de wilgen en God staat op de stoep. Hij mompelt iets onverstaanbaars. Ik mompel iets onverstaanbaars terug. Zal ik het opschrijven vraag ik als Hij op het punt staat bij de volgende deur aan te bellen.
Zie het als een dialoog met jezelf, jongen, als een dialoog met jeZelf, als een dialoog met mij, Mij. Weet je, misschien is het onverdragelijk voor je om het met jezelf eens te zijn. Misschien is volledige harmonie voor jou nog steeds onverdragelijk, maar dat is wel de plek waar je mij zult vinden.
Als ik me even later weer terugtrek in mijn hol laat ik de deur welbewust openstaan.
Hij mag elk moment komen binnenwaaien.
Ik ben altijd thuis.