Ik ben de Brug naar Nieuw
De hoge piep van een vrachtwagen die achteruit rijdt. In mijn droom zoen ik steeds jonge vrouwen. Omdat alles wat ik droom voor een aspect van mijzelf staat, verlang ik er blijkbaar naar om frisheid te liefkozen, mijn eigen frisheid. Mijn eigen bedauwdruppelde huid.
Mijn eigen nieuw zijn in oudheid.
Als het zacht weer is kunnen wij onszelf eindelijk weer eens binnenstebuiten keren, onszelf luchten. We waren gisteren allemaal op de been of fietsend, een tikje verbaasd dat alles er nog was, dat wij er zelf nog waren. Goedkeurend knikten we naar elkaar. Een vrouw was op een geïmproviseerde manier haar ramen aan het zemen, ze lachte tegen mij. Tegen mij!
Wat gaat dit voor zomer worden? Zon op huid. Langzaam het water inlopen tot je er door bent, om even later weer op te drogen aan de warme lucht. Vogels zien, bloemen. Het zich ontvouwen van de bladeren, de frisse nieuwsgierigheid van jonge dieren.
Uiteindelijk bleek mijn auto niet meer te repareren. Toen de cylinderkoppen waren afgevlakt en met een dikkere koppakking weer gemonteerd, bleek het carter compressie op te bouwen. Een nieuwe motor was de enige mogelijkheid, harttransplantatie. Ik heb mijn auto voor 100 euro verkocht, maar mijn hart houd ik. Ik heb geen zin in transplantatie, dat lijkt me niet zinvol. Ik houd mijn eigen hart, hoewel mijn hart net zoiets heeft. Het maakt geen volle slagen, de slagen die het doet zijn niet voor 100% effectief. Ik ben zelf niet voor 100% effectief. Misschien wordt er compressie in het carter opgebouwd, misschien is er iets met de kleppen.
Het is moeilijk volledig te rusten in iets wat niet rustig is, maar het is wel mijn hart. Ik wil het ermee doen. Ik heb haar zelf zo in mijn borst laten groeien.
Als alles omkeerbaar is – en waarom zou dat niet zo zijn – dan groeit zij weldra tot rust in mij. Ik groei weldra tot rust om haar, als een brug over woelig water, zo vlij ik mij neer.