Op zoek naar Zelf
Dat is vreemd. Dat ik begin bedoel ik. Dat ik weer begin. Dat ik weer begin te schrijven. Merkwaardig. Merkwaardig dat ik gestopt was, en nu weer begin.
ik heb een warm gevoel in mijn buik. Een gevuld gevoel.
vanochtend vroeg bijna alle fixaties gelezen.
er is oorlog en rechtvaardigheid en argumenten en een leven daaraan voorbij.
er is kracht en macht en machtsverhoudingen en kracht en er verschuift iets daarin en dat verdraait het beeld
daaronder verandert niets
mensen die macht uitoefenen zijn gevoelig voor macht
als iemand macht weerstaat heeft hij argument van kracht en dat geeft macht
dat lijkt de taal van de wereld te zijn
wat waar is of rechtvaardig past zich daaraan aan.
Bericht van het dak van de wereld.
In Tibet is een meer, het is een heilig meer. Generaties op generaties hebben het vereerd, zuiver gehouden.
Het is niet vervuild.
Ergens op de aarde is een meer dat volledig zuiver is.
Wie is mijn hoofdpersoon?
dat is diegene die al verlicht is
en zijn weg naar mij toe zoekt.
Ik ben dus hier, schrijvend en hij of is het een zij, zoekt zijn weg nu naar mij toe. Over rotsblokken, lopend langs dat meer. Een vrij wezen. Dat is, van de buitenkant een wezen, van de binnenkant open, aware, aanwezig, zijnd.
Zijn maag valt samen met het meer, zijn hoofd is in de wolken, zijn voeten zijn stenen. Hij gaat nergens naartoe, en toch, hij is onderweg naar mij, zoals ik mijzelf steeds onderweg zie als ik mijn ogen sluit. Op de fiets, ergens naartoe, in een al dan niet ver verleden, alsof ik in mijzelf nog steeds naar mijzelf toe aan het fietsen ben.
Hij hoeft eigenlijk niets te doen, hij hoeft alleen maar stil te houden en, door het voortgaan van de tijd, valt hij naar me toe, onontkoombaar.
In mij wordt gefietst en vandaaruit wordt gevallen. Als ik nu al diegene ben die verlicht is, dan is hij nu al daar, de ontmoeting heeft al plaats gevonden. Ik ben aangekomen, hij is neergevallen. Wij zijn een.
Waarom zou ik nog op weg gaan?
De lucht is zo wijd. Een verhaal is een reis. Dit is de steen, dit is het meer. Dit is de lucht.
Wil ik dat woorden een verhaal worden?
Mag ik doelloos zijn.
Laat deze woorden als die reis zijn, laten deze woorden zinloos zichzelf volgen en daardoor vinden..
My heart, my friend.
Alleen dit.
Wayne.
Namgyel Lundup
Ik heb vannacht gedroomd.
Ik was niet hier, op de berg.
Ik was, ik was in een kamer verweg. Er lag iemand te slapen, ik heb hem niet wakker gemaakt. Ik zat al die tijd naast zijn bed. Toen hij wakker werd verdween ik.
Ik heb die persoon niet gezien. Ik had een diepe affectie voor hem.
Ik voelde mededogen.
Ik sprak mijn zegen over hem uit.
Hij bewoog niet.