Slopen!!

Slopen!!

Er wordt gesloopt! Naast mij gaan de huizen, die meer dan vier jaar dichtgespijkerd zijn geweest, tegen de vlakte, plat, weg. Stof tot stof. Wat eerst de illusie van een huis was is spoedig niet meer dan een hoop planken, balken, stenen en versplinterd glas. Het voelt heerlijk, bevrijdend.
Elke klap die ik hoor is een stap richting verlossing, vrijheid. Alsof je een rotte kies laat trekken. Slopen lijkt een optimistische bezigheid, er wordt veel gelachen. Het oude maakt plaats voor het nieuwe. Eindelijk schoon schip met alles wat oud en moe is, afgeleefd, afgedaan en der dagen zat.
De nobele arbeid van het slopen gaat vooraf aan die van het bouwen. Eigenlijk zou je kunnen zeggen dat het slopen zelf een vorm van bouwen is. Er wordt met hamers gezwaaid, er wordt gezaagd en geboord, er komen kranen en vrachtauto’s aan te pas en als ten lange leste de stofwolken zijn opgetrokken, zien we het oogverblindend resultaat van al die arbeid: niets.

Hogepriesters van de leegte zijn zij, bevrijders, wegbereiders. Van al hun werk is helemaal niets meer over. Er is niets te zien. Alleen ruimte. Een eindeloze ruimte voor dat wat zich erin wil ontvouwen.