Zoekende het eigen zoeken
Ik wil zo graag, maar ik heb geen woorden meer. Dan weer heb ik wel woorden, maar ik kan er geen richting aan geven, geen levensrichting, geen doelgerichtheid. Ik kan wel schilderen in mooie kleuren, maar… het gaat nergens over.
Mijn woorden raken kant nog wal, ik shake de beker en deze woorden komen eruit, terwijl ik weet dat er iets anders mogelijk is. Helderheid, scherpheid als van een zwaard dat zin en onzin van elkaar snijdt, fileert in plakjes die zo dun zijn dat je er de krant door kan lezen, de krant die zo vol pertinente leugens staat, dat je door de bomen waarvan die krant gemaakt is, het bos niet meer kan zien dat uiteraard ondertussen verdwenen is. En het speelt zich niet daar af, maar hier. Niet in die dwaze geobsedeerde wereld daarbuiten, maar hier in mij, in mijn onvermogen te denken, een heldere gedachte te formulieren, consequent te zijn, mijzelf wederop te bouwen op mijn eigen fundamenten.
Ik ben de dwaasheid die ik buiten me zie en zo zal het zijn tot de dag dat ik de macht aan mezelf trek, mijn eigen kasteel bewoon, onder mijn eigen zon loop. Dat ik mijn eigen spoor trek dwars door de dwaasheid van alledag.
Wat gij niet wil dat u geschiedt…
De gouden regel van wederkerigheid.
De regel waardoor we altijd in elkaar thuiskomen, mens worden.
Zij schenden de gouden regel. Ik schend de gouden regel. Ik schend mijn eigen gouden zijn door niet deze te zijn voor dat wat hij waard is.
Maar je zoekt toch?
Erg vriendelijk van u. Ik zoek vaak datgene wat ik mis niet waar ik ’t vinden kan, maar waar het goed zoeken is.
Dit is een tijd voor rug recht. Voor zoekende het eigen zoeken, voor trouw aan eigenheid. Laten we deze straat nu eens ingaan. Laten we dit nu eens tot de bodem uitzoeken. Laten we hierin gaan staan. Deze straat ten einde lopen.