Zwijgwoorden
De allermooiste momenten zijn toch die tussen jou en mij, U en mij, mijzelf en mij. Dit zwijgzame samenzijn. Dit aan één woord genoeg, dit ademen van zelfde adem.
Wij spreken altijd tegen Vasili de kat, maar hijzelf gaat zwijgend door het leven, hij verbindt zich zwijgend met de dingen. Zijn leven is tegelijkertijd volledig openbaar en absoluut geheim. Ik kijk ernaar met verwondering.
Wijzelf hebben ook zo’n leven. Wij bedekken het alleen zo graag onder een dikke laag met woorden, dat wij er niet meer zwijgend bij kunnen zijn, zoals een stoel naast de tafel, zoals Vasili onder de trampoline, zoals Vasili in het aardbeienbed.
Ik zit naast u. Wij zijn verschillend – mag dat alsjeblieft? Er is niets glorieuzer dan het verschillend zijn, het anders zijn. Dat is de brandstof, de maakstof, de drijfstof van deze wereld – u en ik volledig verschillend, onbegrepen naast elkaar zittend en toch, mede daardoor, juist daardoor, geheiligd, gezien, verstaan.
Precies zo leeft u samen met uzelf. De gewone en de onbegrepene, degene die u meent te zijn en daarnaast de onbekende onverwachte, de woordloze, de teloorgelopene in aardbeienbed, de ontwaker in middernachtelijke vreemdheid. Tussen die twee kan alleen maar een verstandhouding ontstaan als de eerste durft te zwijgen. Zijn voelarmen durft uit te strekken, zijn zwijgwoorden durft te laten klinken. De ander… onbegrepen durft te laten zijn.
Ik zie de dankbare blik van de onbegrepene, als van een hond, dankbaar om gezien te zijn in juist die ene kwaliteit waarvoor de ander tot nu toe vaak zo stekeblind was.
Wij zitten samen op de bank in de avondzon. Zelfs de vogels zwijgen. De aarde valt terug naar zichzelf, valt terug op haar eigen moederschoot. Het avondrood kleurt onze gezichten. Begrijpen doen we er helemaal niets meer van, maar het zwijgen van de avond vult zich met een… altoos weeten.